Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Op den berg [82]der hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen, en [83]vrucht [84]dragen, en hij zal tot een [85]heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal [86]alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. 82. Dat is, die zeer hoog zal wezen. Versta deze hoogheid zowel van de hoogberoemde en wijduitgebreide vermaardheid van het rijk van Christus, als van de uitnemende hoogheid en waardigheid der weldaden van Christus, die daarin te bekomen zullen zijn. 83. Zie van deze vrucht Ps.85:10 enz.; Jes.11:2, enz.; Dan.9:24. 84. Hebreeuws, maken. 85. Versta, geen uiterlijke noch aardse, maar inwendige en hemelse heerlijkheid; van welke zie Ps.110:1, enz.; Ef.1:20, enz.; Fillip.2:9,10,11. 86. Dat is, niet alleen Israelieten en Joden, maar ook heidenen.